Spellingoefenen.nl: Spelling oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Taaloefenen.nl: Taal oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Sommenoefenen.nl: Sommen oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8
Redactiesommen.nl: Cito rekenen met verhaaltjessommen


Naam: ___________________________________       Niveau: Groep 8 - Doorstroomtoets


1
Uit onderzoek onder 1755 kinderen van 12 jaar is gebleken dat 1188 kinderen blij worden van gezelschapsspellen. Welk deel is dat ongeveer?
      2/5    
      1/6    
X 
      2/3    
      3/8    
2
Van de 878 aanmeldingen, heeft de secretaresse er nog maar 292 verwerkt. Welk deel is dat ongeveer?
      3/6    
X 
      2/6    
      4/6    
      2/3    
3
Wout heeft
4/6
liter water in zijn rugtas als hij aan de bergafdaling begint. Wanneer hij onderaan de berg is gekomen, heeft hij nog
1/3
liter. Hoeveel liter heeft Wout onderweg gedronken?
Schrijf hiernaast een breuk
1
3
4
Renske heeft al
3/8
van het Pieterpad gelopen die ongeveer 480 kilometer lang is. Hoeveel kilometer heeft Renske al gelopen?
_______________________180_______________________ kilometer
5
Hanna krijgt aan het eind van de werkdag bij de bakker
1/8
taart. Ze verdeelt dit over 4 personen. Welk deel van een hele taart krijgt elk persoon?
Schrijf hiernaast een breuk
1
32
6
Op een boerderij is
2/3
van de eieren door de kippen gelegd en
1/5
deel door de eenden. De rest van de eieren is door de ganzen gelegd. Welk deel is dat?
Schrijf hiernaast een breuk
2
15
7
De spoorlijn van 480 kilometer lang moet gecontroleerd worden. De monteurs hebben al
5/8
deel gehad. Hoeveel kilometer is dat?
_______________________300_______________________ kilometer
8
Een concertzaal heeft 480 plaatsen. Een uur na de start van de kaartenverkoop is
5/8
deel van de kaarten al verkocht. Hoeveel kaarten zijn dat?
_______________________300_______________________ plaatsen
9
Op de zomermarkt zijn ongeveer 697 bezoekers. 293 bezoekers zijn er al langer dan 3 uur. Welk deel is dat ongeveer?
      3/5    
      2/6    
X 
      3/7    
      1/3    
10
Op schoolreisje ging
3/5
van de leerlingen naar het museum en
1/6
van de leerlingen bezochten de dierentuin. De andere leerlingen gingen naar de speeltuin. Welk deel van de leerlingen is dat?
Schrijf hiernaast een breuk
7
30