
1 |
De timmermannen moesten 5 planken één voor één naar de bovenste steiger sjouwen. Ze deden hier 15 minuten over. Hoeveel minuten deden ze over één plank?
_______________________3_______________________ minuten
|
2 |
Norah verkoopt pakjes kaarten voor het goede doel. Per pakje kost het 2 euro. Ze haalt in totaal 20 euro op. Hoeveel pakjes kaarten heeft Norah verkocht?
_______________________10_______________________ pakjes
|
3 |
Op een vrachtwagen passen 10 kisten. Er moeten 60 kisten vervoerd worden. Hoeveel vrachtwagens zijn er nodig?
_______________________6_______________________ vrachtwagens
|
4 |
De hoveniers moeten 21 rozenstruiken knippen. Ze zijn met 3 hoveniers. Hoeveel rozenstruiken moet iedere hovenier doen?
_______________________7_______________________ rozenstruiken
|
5 |
Oma heeft 35 euro. Ze heeft 5 kleinkinderen over wie ze het geld wil delen. Hoeveel euro krijgt ieder kleinkind?
_______________________7_______________________ euro
|
6 |
De bloemist krijgt een bestelling van 88 bloemen binnen. Hij maakt bossen van 10 bloemen. Hoeveel hele bossen kan hij maken?
_______________________8_______________________ bossen
|
7 |
Xavi heeft nog 12 minuten schermtijd. Hij speelt een spel waar hij 2 minuten over doet. Hoeveel keer kan hij het spel spelen?
_______________________6_______________________ keer
|
8 |
Een rondje hardlopen duurt 10 minuten. Stef en Kick lopen 59 minuten. Hoeveel hele rondjes hebben ze hardgelopen?
_______________________5_______________________ rondjes
|
9 |
De meester heeft 4 stickers. Hij deelt deze uit over 2 kinderen. Hoeveel stickers krijgt ieder kind?
_______________________2_______________________ stickers
|
10 |
Een groep vrienden huurt samen 3 waterfietsen. Ze moeten 24 euro betalen. Hoeveel euro moeten ze betalen per waterfiets?
_______________________8_______________________ euro
|
Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)






