
1 |
De sprinters rennen in totaal 2000 meter. Ze doen dit als estafette met 4 sprinters. Hoeveel meter rent iedere sprinter?
_______________________500_______________________ meter
|
2 |
In de kledingwinkel zijn 432 nieuwe shirtjes. Ze worden gesorteerd en opgevouwen op stapeltjes van 9. Hoeveel stapeltjes worden er gemaakt?
_______________________48_______________________ stapeltjes
|
3 |
De bakker gebruikt 1000 gram rozijnen voor 4 taarten. Hoeveel gram rozijnen gebruikt de bakker per taart?
_______________________250_______________________ gram
|
4 |
De conciërge heeft 750 kartonnen bekertjes besteld. Ze komen binnen in 3 dozen. Hoeveel kartonnen bekertjes zitten in iedere doos?
_______________________250_______________________ kartonnen bekertjes
|
5 |
Een botenverhuurbedrijf rekent € 490,- af met een klant. De huurprijs voor een bootje is €70,-. Hoeveel boten huurt deze klant?
_______________________7_______________________ boten
|
6 |
Lot heeft 343 kralen. Per armband rijgt ze 7 kralen. Hoeveel armbanden kan Lot maken?
_______________________49_______________________ armbanden
|
7 |
Jens beklimt een berg van 1000 meter. Hij verdeelt de klim in 2 gelijke stukken om te pauzeren. Hoeveel meter is ieder stuk?
_______________________500_______________________ meter
|
8 |
Maarten heeft elke dag schermtijd. In 7 dagen heeft hij 560 minuten schermtijd gehad. Hoeveel minuten schermtijd heeft Maarten per dag?
_______________________80_______________________ minuten
|
9 |
Jim heeft een handeltje in nieuwe lampen. Deze week verkocht hij voor € 480,-. Per lamp rekent hij € 80,-. Hoeveel lampen heeft Jim verkocht?
_______________________6_______________________ lampen
|
10 |
Anouk gaat met haar familie op vakantie en ze moeten 2000 kilometer rijden. Ze verdelen de reis in 4 gelijke delen om tussendoor te pauzeren. Hoeveel kilometer is ieder deel?
_______________________500_______________________ kilometer
|

Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)