
1 |
In groep 4 zitten 10 kinderen. De juf gaat trakteren. Hoeveel pakken van 5 marsen moet ze kopen?
_______________________2_______________________ marsen
|
2 |
De bakker heeft 12 taartjes. Hij verdeelt deze over 3 doosjes. Hoeveel taartjes gaan er in ieder doosje?
_______________________4_______________________ taartjes
|
3 |
In een klas zitten 18 leerlingen. De helft van de leerlingen zijn jongens. Hoeveel jongens zijn er?
_______________________9_______________________ meisjes
|
4 |
Een stratenmaker heeft 20 tegels. Per rij gebruikt hij 5 tegels. Hoeveel rijen kan hij leggen?
_______________________4_______________________ rijen
|
5 |
Op Nieuwsjaarsdag geeft oma 40 euro. Dit moet Bo verdelen met haar zusje. Hoeveel euro krijgen ze allebei?
_______________________20_______________________ euro
|
6 |
Tante Floortje maakt 12 gebakjes. Ze verdeelt deze over 2 gezinnen. Hoeveel gebakjes krijgt ieder gezin?
_______________________6_______________________ gebakjes
|
7 |
De juf heeft 16 lekkere snoepjes. Deze verdeelt ze over 4 kinderen. Hoeveel snoepjes krijgt ieder kind?
_______________________4_______________________ snoepjes
|
8 |
Benjamin en Sil hebben 15 dropjes. Ze verdelen deze over zakjes. Per zakje gaan er 3 dropjes in. Hoeveel zakjes vullen de jongens?
_______________________5_______________________ zakjes
|
9 |
Er zijn 12 kinderen in het zwembad. De helft van de kinderen draagt nog zwembandjes. Hoeveel kinderen kunnen zwemmen zonder zwembandjes?
_______________________6_______________________ kinderen
|
10 |
Op de markt liggen 50 sinaasappels. De groenteboer verdeelt dit eerlijk over 10 doosjes. Hoeveel sinaasappels gaan er in ieder doosje?
_______________________5_______________________ doosjes
|

Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)