1 |
Wie is er tussen de 50 en de 60 jaar oud?
|
2 |
In de straat staan 20 lantaarnpalen. De helft doet het niet. Hoeveel lantaarnpalen doen het niet?
_______________________10_______________________ lantaarnpalen
|
3 |
Welke getal hoort op de puntjes? ... - 10 - 15
_______________________5_______________________
|
4 |
4 kinderen tellen hun geld. Wie heeft het meest?
|
5 |
Op een feestje eten de kinderen pannenkoeken. Wie kan de meeste pannenkoeken op?
|
6 |
4 kinderen raden hoeveel pepernoten in een pot zitten. Er zitten 20 pepernoten in de pot. Wie raadt het dichtst bij het antwoord 20?
|
7 |
4 kinderen rennen rondjes rond de school. Wie rent de minste rondjes?
|
8 |
Wie weegt er het meest?
|
9 |
Welke getal hoort op de puntjes? 11 - 13 - 15 - ... - 19
_______________________17_______________________
|
10 |
Welke getal hoort op de puntjes? 10 - 15 - ...
_______________________20_______________________
|
