Spellingoefenen.nl: Spelling oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Taaloefenen.nl: Taal oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Sommenoefenen.nl: Sommen oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8
Redactiesommen.nl: Cito rekenen met verhaaltjessommen


Naam: ___________________________________       Niveau: Groep 6 - Midden


1
Amber koopt een treinkaartje van € 17,95. Hoe kan ze precies gepast betalen?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 2_____  
x_____ 1_____  x_____ 2_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
2
Romy koopt nieuwe paardrijlaarzen van € 32,50 en rijhandschoenen van € 27,40. Hoeveel euro moet Romy betalen?
_______________________59,90_______________________ euro
3
De juf koopt cadeautjes voor de kinderen in haar klas. Ze moet € 34,95 betalen. Ze geeft € 50,- Hoeveel euro krijgt de juf terug?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ _____  
x_____ _____  x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  
4
De sportwinkel verkoopt een sportbroek van € 28,50 en sportschoenen van € 42,50 aan dezelfde klant. Hoeveel euro moet de klant betalen?
_______________________71_______________________ euro
5
De moeder van Ivy koopt een rol behang van € 59,50,- Ze geeft € 100,-. Hoeveel euro krijgt de moeder van Ivy terug?
_______________________40,50_______________________ euro
6
Bij de slager moet oma € 38,50,- betalen. Ze geeft € 50,- Hoeveel euro krijgt ze terug?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
7
Yara gaat € 51,90 storten bij de bank. Welke briefjes en muntjes kan ze inleveren om aan dat bedrag te komen?
x_____ 2_____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
x_____ 1_____  x_____ 2_____  x_____ _____  x_____ _____  
8
De meester betaalt € 245,- entree voor alle kinderen. Hoe kan hij precies gepast betalen?
x_____ 4_____  x_____ 2_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ _____  x_____ _____  
9
De familie van Nynke heeft vandaag gewinkeld. Ze hadden deze briefjes bij zich. Hoeveel euro hadden ze mee?
_______________________1265_______________________ euro
10
Benthe gaat boodschappen doen. Ze moet € 38,50 betalen. Ze geeft € 50,- Wat krijgt ze terug?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____