Spellingoefenen.nl: Spelling oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Taaloefenen.nl: Taal oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Sommenoefenen.nl: Sommen oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8
Redactiesommen.nl: Cito rekenen met verhaaltjessommen


Naam: ___________________________________       Niveau: Groep 6 - Midden


1
Een klant in de fietsenwinkel betaalt zijn fiets van € 1455,- contant. Hoe kan hij precies gepast betalen?
x_____ 2_____  x_____ 2_____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  
2
Bo gaat boodschappen doen. Ze moet € 82,50 betalen. Ze geeft € 90,- Wat krijgt ze terug?
x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
3
Aiden heeft lang gespaard en koopt een nieuwe laptop van € 1285,- Hoe kan hij gepast betalen?
x_____ 2_____  x_____ 1_____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
4
Bij het tankstation moet de vader van Wout € 57,95 betalen. Hij geeft € 100,- Hoeveel euro krijgt hij terug?
x_____ 2_____  x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  
5
Koen gaat met zijn vader uiteten. Zijn vader geeft deze briefjes en muntjes bij het afrekenen. Hoeveel euro kostte het etentje voor hun samen?
_______________________78,35_______________________ euro
6
De familie van Louise heeft vandaag gewinkeld. Ze hadden deze briefjes bij zich. Hoeveel euro hadden ze mee?
_______________________1265_______________________ euro
7
Groep 6 heeft actie gevoerd en gaan deze briefjes geven aan een goed doel. Hoeveel euro heeft groep 6 opgehaald?
_______________________2135_______________________ euro
8
Bij de slager moet oma € 38,50,- betalen. Ze geeft € 50,- Hoeveel euro krijgt ze terug?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
9
De vader van Dylano moet bij de houthandel € 379,- betalen. Hoe kan hij gepast betalen?
x_____ 7_____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
x_____ 2_____  x_____ _____  x_____ _____  
10
Jonas gaat op schoolreis naar de dierentuin. Hij koopt voor € 27,50 in het winkeltje. Hij geeft € 50,- Wat krijgt Jonas terug?
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____