Spellingoefenen.nl: Spelling oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Taaloefenen.nl: Taal oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Sommenoefenen.nl: Sommen oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8
Redactiesommen.nl: Cito rekenen met verhaaltjessommen


Naam: ___________________________________       Niveau: Groep 5 - Eind


1
Oma koopt op de markt een krop sla van 1,90 euro en een paar mandarijnen voor 0,95 euro. Hoeveel euro moet oma betalen?
_______________________2,85_______________________ euro
2
Oma koopt bij de boekhandel nieuwe kaarten. Ze moet 14,35 euro betalen. Ze geeft 20 euro. Wat kan ze terugkrijgen?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
3
Opa stopt eerst 1,95 euro in het parkeerautomaat en daarna nog 0,85 euro. Hoeveel euro heeft opa in het parkeerautomaat gestopt?
_______________________2,80_______________________ euro
4
De verkoper heeft vandaag voor 376 euro verkocht. Welke briefjes en munten kunnen er in zijn kassa liggen?
x_____ 3_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
5
Isabelle gaat naar de slager en moet 7,85 euro betalen. Ze geeft 10 euro. Welke munten kan ze terugkrijgen?
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ _____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  
6
Joep moet bij de snackbar 16,65 euro betalen. Hij geeft 20 euro. Wat krijgt hij terug?
x_____ _____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
7
Oom Kees moet bij het tuincentrum 84,95 euro betalen. Hij geeft 90 euro. Hoeveel euro krijgt Kees terug?
_______________________5,05_______________________ euro
8
Nathan koopt een boek van 8,30 euro. Hij betaalt 10 euro. Welke munten kan Nathan terugkrijgen?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ _____  
9
De familie van Anne gaat een dag varen en huren boten. Ze moeten 347 euro huurgeld betalen. Hoe kunnen ze precies gepast betalen?
x_____ 3_____  x_____ _____  x_____ 2_____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ _____  
10
Gwen telt de 5 eurocentjes in haar spaarpot. Eerst telt ze 1,65 euro. Daarna heeft ze nog 0,85 euro. Hoeveel euro heeft Gwen?
_______________________2,50_______________________ euro