Oefenwereld.nl: Maak alle website reclamevrij! Spellingoefenen.nl: Spelling oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Taaloefenen.nl: Taal oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Sommenoefenen.nl: Sommen oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Redactiesommen.nl: Cito rekenen met verhaaltjessommen


Naam: ___________________________________       Niveau: Groep 5 - Eind


1
Opa koopt een cadeau voor oma van 44,95 euro. Hij geeft 50 euro. Hoeveel euro krijgt opa terug?
_______________________5,05_______________________ euro
2
De familie van Isabella gaat een dag varen en huren boten. Ze moeten 364 euro huurgeld betalen. Hoe kunnen ze precies gepast betalen?
x_____ 3_____  x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
x_____ _____  x_____ 2_____  x_____ _____  
3
Carmen en Yasmin kopen ijs. Ze moeten 7,45 euro betalen. Ze geven 10 euro. Welke munten kunnen ze terugkrijgen?
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  
x_____ _____  x_____ 1_____  
4
Oma koopt bij de boekhandel nieuwe kaarten. Ze moet 11,15 euro betalen. Ze geeft 20 euro. Wat kan ze terugkrijgen?
x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
5
Myrthe telt de 5 eurocentjes in haar spaarpot. Eerst telt ze 1,45 euro. Daarna heeft ze nog 0,90 euro. Hoeveel euro heeft Myrthe?
_______________________2,35_______________________ euro
6
De moeder van Emma doet boodschappen en moet 53,95 euro betalen. Ze geeft 60 euro. Hoeveel euro krijgt ze terug?
_______________________6,05_______________________ euro
7
Melissa gaat naar de slager en moet 7,20 euro betalen. Ze geeft 10 euro. Welke munten kan ze terugkrijgen?
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
x_____ 1_____  x_____ _____  
8
De directeur van een basisschool gaat ijs kopen voor de hele school. Hij moet 336 euro betalen. Hoe kan hij precies gepast betalen?
x_____ 3_____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ 1_____  
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  
9
Levi koopt een doosje lego van 7,40 euro. Hij geeft 10 euro. Welke munten kan hij terugkrijgen?
x_____ 1_____  x_____ _____  x_____ 1_____  x_____ _____  
x_____ 1_____  x_____ _____  
10
Nienke koopt bij de speelgoedwinkel een nieuw spel. Ze moet 51,95 euro betalen. Ze geeft 60 euro. Hoeveel euro krijgt Nienke terug?
_______________________8,05_______________________ euro