
1 |
De ijscoman verkocht vandaag 300 ijsjes. 1 op de 3 ijsjes was een chocolade-ijsje. Hoeveel chocolade-ijsjes verkocht de ijscoman?
_______________________100_______________________ chocolade-ijsjes
|
2 |
De kok maakt 10 liter slagroomijs. Voor 4 liter gebruikt hij 500 milliliter slagroom. Hoeveel milliliter slagroom heeft de kok nodig?
_______________________1250_______________________ milliliter
|
3 |
De ouders van Levi kopen een nieuwe bank van € 995,- en een relaxstoel van € 988,-. Hoeveel euro moeten ze betalen?
_______________________1983_______________________ euro
|
4 |
De stad waar Tijs en Mia wonen had eerst 2034 inwoners. Er komen 256 inwoners bij. Hoeveel inwoners heeft hun stad nu?
_______________________2290_______________________ inwoners
|
5 |
In het pretpark zijn vandaag 400 bezoekers. 100 bezoekers zijn jonger dan 10 jaar. Dat is ... op de 4.
_______________________1_______________________
|
6 |
In de legofabriek zijn vandaag tot nu toe 65500 legoblokjes gefabriceerd. Een uur later staat de teller op 85500 legoblokjes. Wat was de stand na een half uur?
_______________________75500_______________________
|
7 |
Cas spaart stickers en heeft al 1640 stickers. Hij plakt 8 stickers op een bladzij. Hoeveel bladzijden met stickers heeft Cas?
_______________________205_______________________ bladzijden
|
8 |
Het bureau van Fenne is 80 centimeter hoog. De vader van Fenne zaagt 70 millimeter van de poten af. Hoe hoog is het bureau van Fenne nu in centimeters?
_______________________73_______________________ centimeter
|
9 |
Oma koopt 2 kilo gehakt. Hoeveel gram is dat?
_______________________2000_______________________ gram
|
10 |
Rafael stapt om 10 over 3 op de fiets. Om 16:04 uur is hij weer thuis. Hoeveel minuten heeft Rafael gefietst?
_______________________54_______________________ minuten
|

Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)